Verslag werkgroep 3 (Termvariatie)
Op basis van de criteria die in het inleidende gedeelte werden toegelicht, bespraken de deelnemers aan de TiNT-workshop ‘termvariatie’ een reeks praktijkvoorbeelden voor nieuwere concepten. Uitgaande van de Engelse term en de bijbehorende conceptomschrijving gingen zij na of alle Nederlandse varianten het concept even goed dekken. Daarna bekeken ze de pro’s en contra’s van de gevonden Nederlandse termen.
Doel was uiteraard om tot een weloverwogen keuze voor één bepaalde variant te komen. Een voorbeeld waarop alle deelnemers tijdens de drie rondes diepgaand ingingen, was het Engelse termenpaar potentialization/potentiation (nominalisatie op –ion), dat in het Nederlands twee tegenhangers heeft, te weten een op –ering en een op –atie. Het algemene gevoel was dat de vorm op –ering meer het proces (actie, handeling) aangeeft en die op –atie het resultaat (criterium: connotatief aspect). Bovendien wezen enkele deelnemers erop dat dit gevoel door de context van het gegeven voorbeeld leek te worden bevestigd. Doordat deze context (cf. p. 28/30 van de PowerPoint) uit een reeks actieve werkwoordsvormen bestaat die een proces (actie, handeling) verwoorden, eerder dan een resultaat, lijkt in die bepaalde context de interpretatie ‘proces (actie, handeling)’ logischer dan de interpretatie ‘resultaat’. Ook bestond de indruk dat de vorm op –atie vaker voorkomt in Vlaanderen dan in Nederland (criterium: doelpubliek).
De deelnemers discussieerden ook over gevallen waarin een Nederlandse term moet worden gevonden voor een nieuw Engels begrip. Een voorbeeld hiervan is flagship initiative. Wat is het best: kiezen voor een ingeburgerde Nederlandse term die het concept niet volledig dekt (kerninitiatief) of een nieuwe Nederlandse term fabriceren, naar het model van de Engelse term (vlaggenschipinitiatief)? Op dit punt liepen de meningen van de deelnemers uiteen. Sommigen lieten de weergave van het concept primeren en waren daarom bereid een zekere invloed van het Engels op het creëren van Nederlandse termen te aanvaarden, terwijl anderen de voorkeur gaven aan een ingeburgerde Nederlandse term, ook al dekt die het concept niet geheel af. Er blijkt dus een spanningsveld te bestaan tussen de aanvaardbaar geachte beïnvloeding van het Nederlands door het Engels en de noodzaak het concept zo juist mogelijk weer te geven.
Waar wel een consensus over bestond, was het feit dat de kansen van een nieuwe Nederlandse term om ingang te vinden, sterk afhankelijk zijn van de mate waarin hij voldoet aan de woordvormingsregels van het Nederlands.
Met name vertaaldiensten krijgen te maken met het hierboven geschetste keuzeprobleem. Vertalers moeten bij hun keuzes daarenboven rekening houden met de wensen van de opdrachtgever. Een deelneemster meldde dat in de dienst waar zij werkte, de regel werd gehanteerd dat de Nederlandse term die het best aansluit bij de bronterm (meestal een Engelse term), de voorkeur verdient. Volgens dezelfde gedachtegang pleitte een andere deelnemer ervoor om nieuw gecreëerde Nederlandse termen ook te beoordelen op de mate waarin zij bij ’terugvertalen’ in het Engels aansluiten bij de oorspronkelijke bronterm. Deze argumenten leidden ertoe dat voor het Engelse voorbeeld hybrid mismatch vrij unaniem voor de vertaling hybridemismatch werd gekozen. De alternatieve termen hybride mismatch en kwalificatieconflict door hybride structuren werden aan de hand van het criterium ‘taalkundige/spellingscorrectheid’ (het Engelse woord ‘hybrid’ is in deze samenstelling geen bijvoeglijk maar een zelfstandig naamwoord) en ‘flexibiliteit van de term’ als minder passende vertalingen beoordeeld.
Volgens een gelijkaardige redenering werd een voorkeur uitgesproken voor het gebruik in het Nederlands van de Engelse term cloud computing boven het complexe computeren in de wolk. Ten slotte werd voor het Engelse conflict of interest eenduidig het criterium ‘doelpubliek’ naar voren geschoven. De bestaande termen belangenvermenging (BE) en belangenverstrengeling (NL) werden als regionaal bepaald gepercipieerd, omdat de Belgische en de Nederlandse overheid ieder een eigen term gebruiken, die in documenten ter zake ook wordt omschreven. Voor een neutrale vertaling ten behoeve van zowel Nederlandse als Belgische lezers werd daarom het criterium ‘terugvertaling’ voorgesteld: belangenconflict.