Termvariatie – welke term is nu de beste?
Petra Campe (Universiteit Gent), Frieda De Vos (NL-Term)
Abstract
Bij het zoeken naar de beste term krijgen terminologen en vertalers te maken met termvariatie, een vaak voorkomende situatie waarin voor één concept twee of meer Nederlandse termen in gebruik blijken te zijn. Welke variant in een bepaalde tekst of context de juiste keus is, hangt af van een aantal factoren. Enerzijds spelen vrij algemene criteria een rol, zoals volledige conceptdekking, taalkundige correctheid, doelpubliek en tekstcohesie. Anderzijds kunnen aanvullende criteria, zoals de betrouwbaarheid van de geraadpleegde bronnen en grammaticale of cognitief-semantische factoren, de keuze tussen verschillende acceptabele varianten sturen.
Na een korte introductie van deze algemene en aanvullende criteria volgt een interactieve sessie, waarin de deelnemers aan de slag gaan met een aantal praktijkvoorbeelden van Nederlandse termvarianten voor concepten die in de afgelopen jaren zijn ontstaan. Uitgaande van de Engelse term en de bijbehorende conceptomschrijving gaan zij na of alle Nederlandse varianten het concept even goed dekken. Daarna discussiëren zij, aan de hand van een checklist van de genoemde criteria, met de werkgroepleiders en de andere deelnemers over de pro’s en contra’s van de gevonden Nederlandse termen. Doel is uiteraard om tot een weloverwogen keuze voor één bepaalde variant te komen. Tot slot wordt ook aandacht besteed aan beperkende factoren die de keuze van de beste variant bemoeilijken, zoals tijdsdruk, de wensen van de opdrachtgever en het bestaan van weliswaar minder juiste maar ingeburgerde varianten.
1. Het concept ‘termvariatie’
Aan het thema van de derde werkgroep op de TiNT-dag 2019, “termvariatie”, is in het terminologische vertaalonderzoek lange tijd weinig aandacht besteed, hoewel het bestaan van dit fenomeen, zeker in vaktalige teksten van experten, moeilijk kan worden ontkend. De oorzaak waarom termvariatie - de situatie waarbij in een bepaalde taal twee of meer termen voor één concept in gebruik blijken te zijn - lang onder de wetenschappelijke radar bleef, is wellicht de vrij algemeen geaccepteerde norm dat er slechts één term voor een bepaald concept mag worden gebruikt, dit met het oog op eenduidigheid en consistentie. Recent onderzoek besteedt evenwel meer aandacht aan dit fenomeen, en opvallend is dat zelfs in wetenschappelijke rapporten over dit onderzoek, er variatie in de voor het fenomeen gebruikte termen opduikt. Zo spreken Fernández-Silva & Kerremans (2011) over ‘terminological variation’, terwijl Daille (2005) het in één en dezelfde tekst zowel over ‘terminology variation’ als over ‘term variation’ heeft. Zo is de realiteit van het fenomeen meteen bewezen.
Als termvariatie vanuit een intratalig, monolinguaal perspectief bekeken wordt, bv. door terminologen, dan spreken we over de mogelijke ‘synonieme termen’ voor een bepaald concept (bv. Nederlands: kmo of mkb). Is evenwel sprake van termvariatie in een intertalige context (tussen talen), een vertaalcontext dus, dan worden ze eerder ‘vertaalequivalenten’ genoemd (bv. Nederlands: meningitis of hersenvliesontsteking als evenwaardige vertaalequivalenten voor het Engelse meningitis).
Termvariatie noopt terminologen en vertalers tot het zoeken naar de beste term onder de verschillende mogelijkheden. Welke van de acceptabele varianten de betere keus is in een bepaalde tekst of context, hangt af van een aantal factoren. Enerzijds spelen vrij algemene criteria een rol (zie 2. hieronder), anderzijds kunnen aanvullende criteria (zie 3. hieronder) een bepaalde keuze tussen vrijere varianten sturen.
Tijdens de TiNT-workshop werden deze criteria eerst kort geïntroduceerd. Daarna kregen de deelnemers tijdens de interactieve sessie een heel aantal praktijkvoorbeelden van termvarianten voor nieuwere concepten voorgeschoteld, wat tot een dynamische, interessante discussie leidde.
2. Algemene criteria voor termbepaling
Voor de uiteindelijke termkeuze kunnen in eerste instantie vrij algemene criteria een rol spelen. Hieronder illustreren we de belangrijkste.
Doelpubliek
Onder termvariatie n.a.v. het doelpubliek – in de vertaalkundige literatuur ook ‘skopos’ genoemd - vallen o.a. regionale variatie en registervariatie. Bij regionale variatie primeert het feit dat in de regio waar het doelpubliek van de uiteindelijke tekst of vertaling zich bevindt, voornamelijk slechts één van de gangbare varianten gehanteerd wordt. Dit feit bepaalt dan ook de keuze voor die bepaalde term. Zo spreekt men in Nederland over motorrijtuigenbelasting, maar is die heffing in Vlaanderen vooral bekend als verkeersbelasting. Een bordje met de titel nko-arts vind je enkel in Vlaanderen; in Nederland lees je dan weer kno-arts. Afhankelijk van het doelpubliek is de keuze tussen de voorhanden zijnde termen dus snel gemaakt.
Registervariatie is een gelijkaardige variatie tussen termen waarbij het doelpubliek bepalend is voor de keuze van de term. In dit geval is het evenwel niet de regio maar wel het register dat de keuze bepaalt. Dit betekent dat sociale (zgn. ‘diastratische’) variabelen zoals leeftijd, sociale klasse, opleiding / beroep, sekse, stijl, ideologie enz. van doorslaggevend belang zijn. Een arts-specialist spreekt onder collega’s probleemloos over een patiënt met pneumonie, terwijl hij/zij het met de patiënt in kwestie wellicht eerder over een longontsteking zal hebben. Een interessant gegeven is trouwens ook dat verschillende talen soms een verschillende keuze lijken te maken tussen diastratische varianten. Zo spreken professionelen in het Nederlands over endometriumkanker, leken daarentegen over baarmoederkanker, terwijl het Engels voor datzelfde verschil tussen professionele en lekentaal twee ogenschijnlijk ‘professionele’ termen hanteert: endometrial cancer (artsen) / uterine cancer (leken). Voor Nederlandstaligen lijken beide termen van eenzelfde registerniveau, maar het tegendeel is waar. Het vertaalequivalent van ‘baarmoeder’ is immers ‘uterus’.
Opdrachtgever
Bedrijven, instellingen, e.d. creëren vaak (on)bewust een eigen terminologie die intern algemeen wordt gebruikt. Als terminoloog of vertaler houd je je in dat geval best aan deze terminologie van de opdracht- of werkgever. Zo valt op dat de Europese Centrale Bank inzake monetair beleid duidelijk de term rente boven interest verkiest, hoewel beide termen synoniemen zijn. En kunnen bedrijven ondanks het voorhanden zijnde Nederlandse equivalent spuitkop bv. resoluut voor de Engelse term nozzle kiezen voor interne communicatie. Nog een mooi voorbeeld: voor de vertaling van single market beveelt de Nederlandse vertaalafdeling van de Raad in haar zgn. ‘Rode Boekje’ voor een formelere context (bv. voor wetsteksten, of interne documenten) de term eengemaakte markt aan, maar voor een informelere context (bv. voor publieksteksten) interne markt.
Tekstcohesie
Het algemene criterium tekstcohesie betreft de stilistisch, discursief gemotiveerde variatie. Dit soort variatie is niet beperkt tot belletristische of algemene teksten, maar komt ook voor in gespecialiseerde teksten. Het is daar geen uiting van onzorgvuldigheid of het bewust niet-respecteren van bovengenoemde eenduidigheidsnorm (1 concept = 1 term). Termvariatie kan wel degelijk een bewuste keuze zijn om discursieve redenen. Een voor de hand liggend voorbeeld is het gebruik van boventermen (hyperoniemen) of acroniemen na een eerste of meerdere vermelding(en) van een bepaalde term, zoals belasting na verkeersbelasting, of NAVO na Noord-Atlantische Verdragsorganisatie.
Spelling/grammatica
Vaak duiken voor een bepaalde term meerdere spellingsvarianten op. Een handig criterium vormen hier de spellingsvoorschriften van het Nederlands. Naast het aan de spellingsnorm beantwoordende langetermijnrente kunnen bv. de wel vaker voorkomende varianten worden uitgesloten die de geldende regels niet in acht nemen: lange termijnrente / lange termijn rente. Ook kunnen bepaalde termen varianten zijn, zoals handfunctie (samenstelling) / functie van de hand (nominale groep), maar tegelijk (gedeeltelijk) andere grammaticale combinatiemogelijkheden toelaten. Dat kan dan weer de keuze voor de ene of de andere variant bepalen. Als bv. het adjectief ‘ene’ toegevoegd wordt, leidt dit bij de variant ‘samenstelling’ altijd tot ‘de ene handfunctie’. Een andere combinatiemogelijkheid is er niet. Bij de andere variant, de nominale groep ‘functie van de hand’, kan zowel ‘de ene functie van de hand’ (variant van ‘de ene handfunctie’) als ‘de functie van de ene hand’ (met betekenisverschuiving) gevormd worden. Op een gelijkaardige manier biedt bv. ook de nominalisering herplaatsing grammaticaal andere opties in een zin dan het verbale herplaatsen.
Naast de bovengenoemde algemene factoren bij termvariatie toont vertaalonderzoek ook aan dat termvariatie in bronteksten aanleiding geeft tot termvariatie in de vertaling (Fernández-Silva & Kerremans 2011:328), en dat een nieuw concept (en de daarmee samenhangende termen) in de brontaal tot termvariatie in de doeltaal leidt, aangezien daar niet direct een vaststaand equivalent voorhanden is (zie ook workshop twee van de TiNT-dag 2019).
3. Aanvullende keuzecriteria bij ‘vrijere’ synoniemen
Ook als de in het voorgaande hoofdstuk behandelde algemene criteria in acht genomen worden, kan er nog een keuze tussen ‘vrijere’ synoniemen blijven bestaan. Door welke principes laat je je als terminoloog of vertaler dan naar een definitieve keuze leiden?
Grammaticaal/taalkundig
Grammaticaal-taalkundige criteria, zoals de beoogde eentaligheid van een complexe term, kunnen doorslaggevend zijn. Zo kan je wellicht beter een term vermijden die bestaat uit een Engels en een Nederlands gedeelte, zoals capacitief *touchscreen, en dus kiezen voor een eentalige complexe term, zoals capacitief aanraakscherm. Een ander belangrijk criterium dat in deze rubriek thuishoort, is analogie met neventermen. Uitgifteprijs en prijs van uitgifte mogen dan nog perfecte synoniemen zijn, het feit dat naast uitgifteprijs ook een veelvoud aan analoge composita bestaat (zoals aanschafprijs, inschrijvingsprijs, maximumprijs of verkoopprijs), terwijl die analoge neventermen er niet zijn voor prijs van uitgifte (?prijs van aanschaf, *prijs van maximum), kan de keuze tussen beide synoniemen vergemakkelijken. Ook zijn de woordcombinatiemogelijkheden bij het ene synoniem vaak groter dan bij het andere. Een onbepaald lidwoord is bij de Vlaamse afkorting kmo perfect mogelijk (‘een kmo’), bij de Nederlandse mkb daarentegen niet. In dat laatste geval is een samenstelling met –bedrijf noodzakelijk (‘een mkb-bedrijf’), aangezien mkb een aanduiding is van een hele sector, niet van een bedrijf.
Semantisch/cognitief/connotatief
Het concept dat door synonieme termen gedekt wordt, bestaat uiteraard uit verschillende cognitief-semantische deelaspecten. Soms benadrukt de ene variant enigszins andere deelaspecten van datzelfde concept dan de andere variant. Al naargelang het perspectief van waaruit een expert het concept benadert in een bepaalde situatie, zal hij/zij de focus dus op het ene of het andere cognitieve aspect willen leggen, wat dan ook de keuze voor één van beide termvarianten beïnvloedt. Zo kan je accountant om puristische redenen afkeuren en dus boekhouder verkiezen, of nog aan het vroegere regionale onderscheid tussen Nederland (accountant) en Vlaanderen (boekhouder) vasthouden. Maar sinds de recente wetswijziging is accountant in België een officieel alternatief voor boekhouder, en bestaat er nu eigenlijk vrije termvariatie. Voor vele taalgebruikers is er evenwel een verschil tussen de cognitieve lading en dus de connotatie van de twee termen: zoals vele beroepen waar een Engelse variant voor bestaat, klinkt de Engelse term voor velen net wat hipper, boeiender, en succesvoller.
Een ander voorbeeld is het Duitse synoniemenpaar Flüchtlinge / Geflüchtete. De laatstgenoemde term lijkt momenteel in opmars te zijn, en hierbij spelen vermoedelijk een aantal cognitief-semantische redenen een rol. De term Flüchtling wordt enerzijds met de Tweede Wereldoorlog geassocieerd en als dusdanig door sommigen als historisch beladen gepercipieerd. Flüchtling is bovendien in grammaticaal opzicht een mannelijk woord (der Flücht-ling) zonder vrouwelijk pendant, wat een genderonevenwicht teweegbrengt. Door het suffix –ling vertoont het woord ten slotte een zekere analogie met negatief geconnoteerde termen als Fiesling (engerd) en Schreiberling (prulschrijver) (al bestaan er natuurlijk ook positief geconnoteerde termen op –ing, zoals Schmetterling of Liebling). Doordat het woord Geflüchtete al deze aspecten (historische / negatieve / genderconnotatie) niet vertoont, klinkt het wellicht neutraler.
Conceptverschil
Soms valt er geen doeltaalterm te vinden die een identiek concept als de brontaalterm benoemt. Dat kan dan weer leiden tot de moeilijke keuze tussen een aantal ‘next best’ doeltaaltermen. Zo zijn de Spaanse termen consejero en administrador synoniemen. Tot voor kort stonden in het Nederlands voor beide termen in principe bestuurder en zaakvoerder als vertaalequivalenten ter beschikking. Alleen zijn beide Spaanse termen inzetbaar voor zowel een Spaanse vennootschap gelijkend op een nv als voor een Spaanse vennootschap gelijkend op een bvba. In Vlaanderen had elk van deze vennootschappen daarentegen tot voor kort een eigen terminologie: bestuurder (nv) en zaakvoerder (bvba). Noch de aard en structuur van de vennootschappen zelf noch de daaraan gekoppelde termen voor hun ‘bestuurder(s)’ stemden dus volledig overeen in de twee taalgebieden en talen. Het is dan zaak de concepten van de vier vertaalequivalenten uit te pluizen en de termen van de meest overlappende concepten met elkaar te matchen. Voor dit concrete voorbeeld werden die vier concepten in het kader van het juridische woordenboek Nederlands/Spaans van Vanden Bulcke & De Groote (2017) uitgezocht. Uiteindelijk werd voor beide Spaanse termen de vertaling bestuurder voorgesteld, aangezien in Spanje ook een ‘sociedad limitada’ (gelijkaardig aan: bvba) een ‘Consejo de Administración’ (gelijkaardig aan: raad van bestuur) kan hebben van drie of meer personen, die dus echt wel als ‘bestuurders’ in een college zetelen en beslissingen nemen. Een bvba in België heeft daarentegen geen raad van bestuur. Maar soms worden dergelijke terminologische problemen van hogerhand in 1 keer opgelost. In het nieuwe Belgische Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV) van 1 mei 2019 wordt niet meer van zaakvoerders gesproken en is de terminologie inzake nv en bv (de vroegere bvba) eengemaakt: beide hebben nu bestuurders. De zaakvoerder is in die context dus niet meer… Zo is het probleem van termvariatie en noodzakelijke termkeuze voor dit voorbeeld in één klap van overheidswege opgelost.
Betrouwbaarheid/frequentie
Ten slotte bekijken we nog even de rol van het soort en het aantal bronnen van concurrerende termen. Bij werkelijk vrije varianten (waarbij geen van de bovenstaande criteria uitsluitsel voor een definitieve termkeuze kan brengen) is het interessant om het soort bronnen te bekijken waarin de varianten voorkomen. Primaire bronnen (wetteksten, studies, …) gelden hier als de meest betrouwbare bronnen. De term die het frequentst in de primaire bronnen over een bepaald thema opduikt, kan dan ook als hoofdterm worden beschouwd. Bij secundaire bronnen (woordenboeken, databanken, naslagwerken, …) moet vooral de betrouwbaarheid van de bron worden ingeschat (denk aan waarschuwingen zoals: ‘pas op met Wikipedia!’). Woordenboeken als het bovengenoemde van Vanden Bulcke & De Groote (2017) geven trouwens het aantal primaire bronnen voor de vermelde termen aan. De variant die het vaakst in de primaire bronnen van hun corpus voorkomt, wordt door hen als ‘betere keuze’ voorgesteld.
4. Checklist
Met de in de bovenstaande hoofdstukken behandelde criteria werd voor de TiNT-workshop termvariatie de volgende beknopte checklist samengesteld:
dekking van het concept
connotatief aspect
taalkundige correctheid: voldoet de term aan de regels van de Nederlandse woordvorming en spelling?
flexibiliteit van de term
doelpubliek (regionaal, expert/leek, …)
frequentie / betrouwbaarheid
beperkende factoren?:
tijdsdruk; wensen van de opdrachtgever; bestaan van weliswaar minder juiste, maar ingeburgerde varianten; …
Aan de hand van deze checklist traden de deelnemers in de interactieve sessie in een levendige discussie over een heel aantal praktijkvoorbeelden voor nieuwere concepten. Eerst gingen zij na of alle Nederlandse varianten het concept even goed dekken. Vervolgens bekeken zij de pro’s en contra’s van die varianten aan de hand van de andere punten van de checklist.
Besluit
De TiNT-workshop was een ideaal forum om samen met een gevarieerd publiek van geïnteresseerden dieper in te gaan op het fenomeen van termvariatie, dat in het terminologische vertaalonderzoek lange tijd onder de radar bleef, hoewel het – zeker in gespecialiseerde teksten – een duidelijk aanwezig talig fenomeen is. Aan de hand van een inspirerende checklist, samengesteld uit de in de inleiding besproken algemene en aanvullende keuzecriteria, werd levendig gediscussieerd over welke criteria als bepalend aangevoeld werden in het geval van een aantal concrete voorbeelden. Hoewel niet iedereen altijd dezelfde keuzes maakte, is hopelijk wel duidelijk geworden dat termgebruik een bewuste keuze moet zijn waarbij bepaalde criteria in bepaalde contexten meer gewicht in de schaal kunnen leggen dan andere.
Verwijzingen
Daille, B. 2005. “Variations and application-oriented terminology engineering”. Terminology 11.1: 181-197.
De Graaf, Frans (ed.). 2019. Het Rode Boekje, (Ver)taalgids voor vertalers Nederlands bij de instellingen van de Europese Unie.
Fernández-Silva S. & K. Kerremans. 2011. “Terminological Variation in Source Texts and Translations: A Pilot Study”. Meta LVI.2, 317-335
Freixa, J. 2006. “Causes of denominative variation in terminology: A typology proposal”. Terminology 12.1: 51-77.
Magris, M. 2012. “Variation in Terminologie, Terminographie und Phraseographie”. The Journal of Specialised Translation 18: 160-174.
ProAsyl. 2016. “Sagt man jetzt Flüchtlinge oder Geflüchtete?”. https://www.proasyl.de/hintergrund/sagt-man-jetzt-fluechtlinge-oder-gefluechtete/
Segers, J. 2016. Das Phänomen der terminologischen Variation als Herausforderung für Übersetzer. Unpubl. Ma, KU Leuven.
Vanden Bulcke, P. en C. De Groote. 2017. Juridisch woordenboek Nederlands – Spaans / Diccionario jurídico español – neerlandés.
Van Vaerenbergh, L. 2011. “Kognition und mehrsprachige technische Kommunikation”. Tagungsakten der LICTRA 2010. 885-897. FaM: Lang.