is emeritus hoogleraar Lexicologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam waar hij colleges verzorgde op het gebied van de lexicologie en de terminologie. Hij publiceerde ruim 250 artikels/boeken over (de organisatie van) het algemene en vaktalige lexicon en was vanaf 2007 tot voorjaar 2019 voorzitter van NL-Term, de Vereniging voor Nederlandstalige Terminologie. Thans is hij voorzitter van de Commissie van Advies van deze vereniging.
Recente terminologische publicaties van zijn hand zijn o.a.
Het Nederlands als vaktaal in: ‘Nederlands in hoger onderwijs & wetenschap?’, Academia Press, Gent, 2010, 115-126;
The role of cognitive modelling in general and that of frames in particular in terminology theory and practice in: ‘Terminologija’, 17, 2010, 21-34;
Terminologie en Kennis, in: ‘Terminologie: een sleutel tot andere werelden?’, Academia Press, Gent, 2012, 9-16;
Van –grafie naar –logie en omgekeerd: theorie en praktijk in terminologie en lexicologie na 1950 (samen met H. van der Vliet) in: ‘Neerlandistiek in beeld’, Stichting Neerlandistiek VU, Amsterdam, 2013, 179-188;
Nadenken over terminologie (zeven opstellen over terminologie), Academia Press, Gent, 2015;
Vak-Taal (co-editor met M. Thelen) (32 bijdragen van Bekende Nederlanders en Vlamingen over hun relatie tot terminologie), AUP, Amsterdam, 2017;
De kloof en de zevensprong (zeven aanbevelingen voor het Nederlands als wetenschapstaal) in: ‘Neerlandia’, 2019, 1, 30-32.
Martin was van 1993 tot 2007 voorzitter van de Nederlands-Vlaamse ‘Commissie voor Lexicografische Vertaalvoorzieningen’(CLVV). Onder toezicht en begeleiding van die commissie kwamen een 20-tal vertaalwoordenboeken met het Nederlands als bron- en/of doeltaal tot stand (o.a. Nederlands-Portugees, Nederlands-Deens, Nederlands-Fins en omgekeerd).
In 2011 debuteerde hij als dichter met de bundel Voor de Gelegenheid. Sindsdien verschenen tal van (vertalingen van) gedichten in diverse tijdschriften en volgden nog twee andere bundels.